Een verslag van onze reis door Roemenië, met de rugzak en openbaar vervoer. Gebaseerd op het dagboek bijgehouden tijdens de reis door Bert.
Tekst dag 1-21 door Bert Mylemans Tekst dag 22-23, typesetting, kaarten, foto's en bijschriften door Tom Torfs Opmerkingen of vragen:
Nota bij de kaarten: de rode lijn geeft onze route aan. De driehoekjes geven de plaatsen weer waar we overnacht hebben, en de bijhorende cijfertjes komen overeen met het nummer van de afgelopen dag.
(klik op een dag om rechtstreeks naar de dagboek-entry van die dag te springen)
Na een korte en goede vlucht met een Fokker 70 van Malev Airlines komen we in de vroege avond aan in Boekarest. Onze volgende opdracht bestaat erin om in het centrum te geraken. Niet zo simpel denk ik, omdat ik in de winter met Yves naar Egypte ben geweest en dat ik daar maar al te goed de lastige taxichauffeurs en koetsiers heb ontmoet. En de Lonely Planet schrijft voor Boekarest min of meer hetzelfde.
Zo, ik met een bang hartje naar de uitgang. Wat blijkt, er is een bus die recht naar het centrum rijdt voor nog geen dollar per persoon. Wij, dat ben ik en Torfs, besluiten deze te nemen. We zijn buiten en we worden onmiddellijk aangesproken door valse taxichauffeurs die 15 tot 20 dollar vragen. Maar na enkele minuten geven die het op want de bushalte is recht in de zon, en het is 33 graden in de schaduw. Dertig minuten wachten en de bus arriveert. Na een klein uurtje en een langdurige eetpauze van de chauffeur arriveren we in het centrum, bijgestaan door twee mooie, vriendelijke Roemeense jonge vrouwen.
We gaan naar het hostel. Maar wat blijkt, het zit vol. Maar zoals altijd weten ze daar wel waar er nog een goed hostel is, en daar gaan we dan ook naartoe. Eens daar aangekomen ontmoeten we een vriendelijke jongedame en (hoe kan het ook anders) twee Nederlanders die met de wagen van in Nederland via Kroatië, Bosnië en Bulgarije hier zijn terechtgekomen.
Nu, het is hier een beetje broeierig warm en we douchen ons. Onze kleren willen we wassen in de kleine wasmachine die op de plaatselijke koer staat. Na heel wat draaien en proberen schiet die in werking. Natuurlijk willen ik en Torfs nog iets gaan drinken (het is zaterdag), maar wat blijkt, we hebben de lange wasbeurt gekozen. Zo, we zitten een heel uur lang naar die ene wastrommel te turen, bijgestaan door die twee Nederlanders en een kleine schenenbijter (pup).
Eindelijk kunnen we vertrekken, en komen we terecht op een simpel terrasje. Ik een cola, Torfs een Stella, en wij maar rondkijken. Tot Torfs zegt: Bert, hebt gij hier al een lelijk meisje tegengekomen? En inderdaad, we zijn hier nog geen enkel lelijk meisje tegengekomen. Allemaal mooie meisjes. Ik zeg tegen Torfs: hier kom ik terug.
We staan op tijd op, kopen wat drinken en wandelen door het centrum van Boekarest naar het indrukwekkende noordstation, waar we proberen een treinbiljet naar Brasov te nemen. Eerst moeten we proberen het station binnen te geraken. Dat lukt, maar je moet wel 3000 lei (dat is de lokale munt, 600 lei is ongeveer 1 frank) betalen (betalen om binnen te mogen???). Vervolgens helemaal het station doorwandelen om aan de sporen het weer te verlaten en in een zijgebouw de tickets te kopen. Tickets gekocht, de trein op (een soort coupétrein met een gang en cabines) en vertrekken richting Karpaten.
In onze cabine zitten zes mensen (met ons bij) en een brave hond zonder een zittend gat. Een jongen, een (alweer) mooi jong meisje, de bazin van de hond, en een vriendelijke dame die lerares Duits is. Met deze dame slaan we regelmatig een praatje, en eenmaal aangekomen in Brasov stelt ze voor om samen met haar naar het appartement van haar broer te rijden. We zijn nog maar net binnen of ze duwen ons in een kamer. Zonder dat we het zelf beseffen stellen ze voor om gratis te overnachten. Een aanbod dat we met ons low budget en die vriendelijke mensen niet kunnen afslaan.
Eenmaal gesettled begint de honger wel echt te nijpen want we hebben in Boekarest alleen maar één kilo wortelen gekocht, en daar teren we nu al een hele dag op. Zo, iets zoeken om te eten dan maar. We komen terecht in een goedkoop en goed pizzahuis, waar we ons buikje goed rond eten. Op de terugweg zien we een paar Roma bloemen verkopen, en ja wat denkt u, we kopen natuurlijk twee bossen bloemen: één voor de vrouw des huizes en één voor Livia (zo heet de vrouw van op de trein). Na nog een korte zoekactie door het prachtige Brasov (dat echt wel het gevoel geeft in een Duits bergstadje te zitten) vinden we een fles wijn voor de man des huizes en keren we terug naar het appartement.
Aangekomen geven we de bloemen en wijn af en ploffen ons in de zetel voor de TV. Een beetje later wordt ons diezelfde wijn aangeboden en langzaam maar zeker drinken we onze cadeau zelf op. Op de TV veel buitenlandse kanalen (CNN, Eurosport, ...) en veel Guy Verhofstadts en Louis Michelekes. En als bij wonder (believe it or not) MCM, de Waalse tegenhanger van Jim-TV. En wij die dachten drie weken van de rest van de brol afgesloten te zitten. Een beetje daarna: de dochter (een fanatieke rollerbladester) heeft al een paar maal de Fagaras bergen beklommen. Nu, wij menen dit ook te doen en ze probeert ons min of meer uitleg te geven. Dit lukt niet goed zodat ze de familiefoto's erbij haalt: een grote doos met een wanorde aan foto's. Ze grabbelt er met de handen in en haalt de bergfoto's er al zoekend uit (mooi zicht).
Een beetje later. Torfs krijgt toch ineens weer dorst en na een korte wandeling komen we aan in een mooi saloon waar Torfs een cocktail en ik een Stella (ja, een Stella Artois van België) bestel. Een halve liter Stella voor 25000 lei (40 frank). En ik zeg: stommeriken, zij die zich op Ibiza strontzat gaan zuipen aan absurde prijzen. Daarna "slapen".
We wensen wat te zien van Brasov en besluiten om wat door de straatjes te wandelen en wat kiekjes te trekken. En om de mooie uitzichtpunten te bezoeken is er een kabelbaan die niet werkt. Te voet dan maar, naar een berg van 960 meter hoog om van het mooie uitzicht te genieten. Na twee uurtjes wandelen zijn we terug beneden, gaan we een pizza eten om vervolgens afscheid te nemen van het zeer gastvrije Roemeense gezin. Er worden adressen uitgewisseld en een goede reis toegewenst.
Lonely Planet zegt dat er ten westen van het station een bushalte is waar bussen naar Bran vertrekken. Eerst nog naar het station, na een paar keer vragen bereiken we dat. Ik vraag aan twee oudere dames waar nu eigenlijk die bussen vertrekken. Overvriendelijk als ze zijn sleuren ze ons mee om aan een loket informatie te vinden. Daar komen we te weten dat de bussen richting Bran uit een ander station vertrekken, en dat we daarvoor eerst een plaatselijke trolleybus moeten nemen. Daar komen we een minuutje later aan en we worden opeens aangesproken door verschillende taxichauffeurs en toeristenmelkers, op een geven moment wel vijf tesamen. Waarop de twee dames en een oudere man ze proberen weg te sturen, dat lukt met de hulp van nog een man. De oudere man zegt dat hij de buschauffeur zal proberen in te lichten over onze bestemming. We nemen afscheid van de vrouwen en de man en stappen de bus op. Het is onmiddellijk duidelijk dat we van deze chauffeur niet te veel hulp moeten verwachten. Hij vraagt zelfs 5000 lei extra voor onze twee rugzakken (die we niet betalen) en lacht ons daarna uitdagend uit. Natuurlijk is niet iedereen zo en een man zegt ons waar we van de bus moeten. Daar aangekomen vraagt hij rond en een beetje later komt er een Roemeen ons in vlotgesproken Engels zeggen dat we even moeten wachten en dat de bus naar Bran binnen een kwartiertje aankomt.
Na deze toch wel speciale namiddag zeg ik tegen Torfs: het zijn er maar een paar die de boel verzieken, over het algemeen zijn de Roemenen een zeer behulpzaam en vriendelijk volk, die alles willen doen om het je zo comfortabel mogelijk te maken. En dit zonder ook maar een of andere financiële reden (gratis met de glimlach).
Na een korte busrit naar Bran worden we aan de bushalte aangesproken door een jongen die vraagt of we geen kamer zoeken om te overnachten. 250000 lei voor twee personen per nacht inclusief warme douche. Ik zeg: ben je zeker? Waarvan, vraagt hij. Wel, van die warme douche. Ja ja, antwoordt hij, warme douche. We volgen hem en waar komen we terecht: een mooie kamer, superproper, twee grote bedden, propere badkamer, enz. Onmiddellijk nemen zegt Torfs. Zeker wanneer de jongen zegt dat de meeste hotels in Bran geen warm water hebben. En hier zitten we dan, na nog een klein supplement te geven voor ons ontbijt morgen
Eerst nog een pizzake gaan eten en terug op de zimmer aangekomen zegt Torfs: kijk eens naar mijn onderbroek en kousen, die zien er ook een beetje lichtblauw uit. Ja, het is voor iedereen de eerste keer. Nu weten we dat we witte en gekleurde was apart moeten houden voor het wassen. Waar reizen allemaal niet goed voor is.
O ja, nog een eerste indruk van Bran. Je bent hier net in een mooi en proper Oostenrijks bergdorp. Bijna van een andere wereld in vergelijking met de rest van Roemenië.
We gaan het kasteel van Bran bezoeken. Daar waar heel misschien maar dan ook heel misschien Vlad Tepes (alias "Dracula") geweest zou zijn. Om twee uur moeten we wel de bus nemen naar Zarnesti, dertig kilometer verderop. Zo, we hebben niet heel de dag. Aangekomen aan het kasteel: horden bustoeristen, niet leuk om te zien. Binnen in het kasteel niet veel beter: een drukte van praatgrage oude tantes. Het kasteel zelf is niet bijzonder. Eigenlijk hebben we spijt. We wensen hier niet te blijven, veel te druk. Zo, een kleine wandeling op een berg en een dorpswandeling om Bran af te sluiten is genoeg om het dorp te verlaten.
Aangekomen in Zarnesti kopen we wat brood en worst als middagmaaal en we vragen in de winkel waar we benzine voor onze kampeerstoof kunnen kopen. Ondertussen is er een wolkbreuk opengebarsten en horen we dat in Zarnesti (30000 inwoners) geen benzine te koop is. Daar staan we dan, zonder benzine. Natuurlijk, hoe kan het ook anders, staat daar toch wel een oudere dame die mij met de benzinebus meesleurt naar haar huis, terwijl Torfs alleen achterblijft in de winkel. Waarna hij een beetje later ook wordt gehaald. Bij de mensen komt een beetje later ook een vriendelijk meisje die redelijk Engels kan, zodat we ook een gratis tolk hebben. De fles wordt gevuld en er wordt ons een glas fruitsap, een koffie en nog iets anders (iets straf alcoholisch) uitgeschonken, en dit allemaal tegelijk.
Ondertussen regent het verder. Ze stellen voor om ons met de wagen naar de eerste berghut (cabana) te brengen met de wagen. Maar niet zonder eerst nog te stoppen bij familie van hen, daar nog wat te drinken, te praten en te wachten. Joepie, eindelijk vertrekken (ik zit niet echt met een zittend gat). We stappen in de Dacia (plaatselijk automerk) na een uitgebreid afscheid, en bereiken de cabana. We vragen of onze chauffeur iets wenst voor zijn benzine. Hij zegt: geef wat je wil. Ondertussen worden we ingecheckt, niet in de cabana maar in een rescue-hut. Daar slapen de bergwachters die je in noodgevallen helpen.
Terug bij de auto voor onze bagage vragen we wat de benzine aan de pomp kost: 15000 lei voor één liter en we hebben vier liter opgereden. Zo, dat maakt tesamen 60000 lei. We geven dit en hij zegt: not enough. Eerst mochten we geven wat we wilden en nu is het niet genoeg. Zo, je ziet dat er toch Roemenen zijn die je alleen maar graag zien voor je geld. Een schande vind ik het, en zeker nadat de rest van de familie nog zo vriendelijk was. Het meisje dat tolk is, is er een beetje stil van geworden. Ik denk dat ze ook vindt dat haar nonkel misbruik maakt van de situatie.
's Avonds komen er twee mensen bij. Locals, die af en toe eens op bezoek gaan bij de twee redders. Er is een lerares bij en we worden uitgenodigd om mee van de lekkere soep en een portie paddestoelen te eten. Dan aan tafel wordt gezegd dat het pad dat we morgenvroeg willen volgen te gevaarlijk is. Maar ja, we gaan toch. Op de slaapkamer wordt besloten wie waar gaat slapen, omdat de lerares niet tegen snurken kan en omdat er drie snurkers zijn. Ik grap nog en zeg: we moeten een kampioenschap organiseren, hij die het hardste snurkt wint, zij moet dat de volgende dag maar zeggen. Voor de volgende dag besluiten we om 8 uur op te staan.
Als ontbijt krijgen we gratis de paddestoelen van de vorige nacht. We gaan wandelen. Nogal ver, want volgens onze planning moeten we refuge Berevoescu deze avond bereiken. Het eerste stuk, zo'n 16 kilometer redelijk vlak, is te doen. De problemen beginnen pas als we een steile helling moeten beklimmen. Volgens onze wandelboek van Tim Burford moeten we 25 minuten steil klimmen. In werkelijkheid doen we er bijna twee uur over. Eenmaal boven volgt er nog een lange weg.
We komen aan bij een schapeboerderij waar zo goed als alle tijd is blijven stilstaan. Enkele vieze mannen zitten ons te bekijken en ook twee Roemeense trekkers die we onderweg al waren tegengekomen. Zij stellen voor om samen een plek te vinden om onze tent op te slaan. Die vinden we midden tussen de verse schapestront. Wij willen onze stoof gebruiken maar er wordt ons met gebarentaal duidelijk gemaakt dat dat niet nodig is. Costell, de man in het gezelschap, begint grote takken van de bomen te kappen met zijn bijl (ja, zijn bijl, ik heb zijn "rugzak" gewogen en ik denk dat het wel 50 kilo is), later kleinere en vervolgens een groot stuk van een omgevallen boom. Twee takken met een V in de grond, een dwarsstok erover om een pot aan te hangen en dan vuurtje stoken. Water in de pot en laten koken. Vervolgens het water in onze gamel, en het eten is klaar. Dat heeft wel twee uur geduurd, en aangezien we doodop zijn en grote honger hebben komt dat maar net op tijd. We besluiten laat op te staan morgen na de zware inspanningen, en zij besluiten met ons mee te gaan.
De volgende dag vertrekken we iets na elf met de bedoeling vandaag dan toch de refuge te bereiken, samen met Costell en zijn dochter Antonella. In het begin gaat het goed, maar na een tijd pauzeren ze zo dikwijls dat ik en Torfs eraan denken met hen te splitsen. Op dat moment komt er een onweer aanzetten, en we zijn genoodzaakt met vier onder een groot zeil te kruipen. Dat is nodig, want we zitten op 1800 meter hoogte, in het midden van het onweer en het stortregent. Later nog hagel en wind. Zo zitten we daar zeer oncomfortabel op een helling waar het water naar beneden loopt en de regen voortdurend onder het zeil slaat. Als het onweer over is eten we onze soep en trekken we verder.
Onze twee collega-trekkers wensen hun tent iets te vroeg neer te ploffen en we sporen ze aan om toch nog richting refuge te gaan. Na een lange dag waarop we nauwelijks afstand hebben afgelegd bereiken we de refuge, een vies en vuil kot, waarop we besluiten onze tent buiten op te zetten. Om 20u30 kruipen we erin.
We beginnen de dag door onze twee collega's achter te laten, ze gingen te traag. We wandelen ca. 12 kilometer over een relatief gemakkelijk pad. Bij een andere refuge komen we aan een splitsing. We denken de gemakkelijke weg te nemen om de andere kam te bereiken, wat later blijkt dit niet het geval. Zo'n twee uur ploeteren we over gevallen rotsen. Eenmaal beneden in de vallei is er een onoverkomelijk riviertje waar ik met m'n sandalen door moet. Brrr dat is koud.
Als dat nog niet alles is. Aan de overkant blijken er geen kentekens meer te staan. Zo beginnen we maar in het wilde weg de helling op te kruipen. Na een tijdje vinden we omgeplooide palen en ronde rode bollen op de rotsen (ons kenteken). Nou, ze zijn niet echt rood omdat ze uit de rots zijn gehouwen, precies opzettelijk. We klimmen verder en opeens hoor ik een gerommel. Ik roep: Torfs, pas op, pas op! Wat was er nu gebeurd, er was een rotsblok zo groot als een wiel naar beneden gekomen net tussen ons twee in.
Eenmaal boven zetten we de tent op en koken ons eten op ons vuur. Dat wil voor de zoveelste keer niet meewerken. Zo erg dat ik zeg: daar werk ik nooit meer mee! Het is zo erg dat onze rugzakken helemaal naar mazout stinken. Een goed ding 's avonds: ik probeer mijn GSM en hoewel we al drie dagen enkel een paar schaapherders en twee trekkers zijn tegengekomen voel ik mij opeens niet meer op het uiteinde van de wereld. Ik heb ontvangst (op 2200 meter hoogte!) en bel naar Bosse en thuis.
Een relatief korte trip vandaag. Het eerste stuk gaat nogal steil omhoog, tot aan de bergtop Vf. Urlea, 2473 meter hoog. Daarna een vlak gedeelte. We willen ook afdalen naar een cabana die diep in een dal ligt. We zijn zo lang (vier dagen) van de bewoonde wereld weg en we wensen eens goed te eten en te douchen. We staan boven op de bergkam en kijken naar de hut beneden. Ze ligt een beetje diep. De pijl geeft aan 1,5u. Te doen, denken wij, en we vertrekken. Het eerste stuk gaat steil bergaf. Stapje per stapje moet je hier gaan want de minste verkeerde stap en ik kan dit niet meer schrijven. Onze knieën zien af. We zitten ook zonder water en zien in de verre nabijheid geen enkel spoor van water, nou ja aan de andere kant van de berg wel. We denken het zal alleen maar dit bovenste gedeelte zijn dat zo steil is en vervolgen onze weg. In het middengedeelte van de afdaling gaat het wat vlakker, maar wel met van die venijnige blokken rots, moeilijk om op te gaan. Mijn tenen liggen open en ik heb een grote dorst. Na ongeveer 1,5u te hebben gedaald bereiken we het bord nog 45 min tot te hut. Nog 45 min??? We hebben net 1u30 gedaald en we zijn nog maar halfweg. Of dat alles niet genoeg is daalt het laatste stuk ook steil, waardoor onze knieën en benen (de mijne zijn zwaar verbrand) nog harder beginnen af te zien.
Eindelijk bereiken we de hut, na ik denk ongeveer een kleine 3 uur. De hut, een stenen kot met oude stalen platen als dak. Deze plaats is niet iets om over naar huis te schrijven, maar het is al luxe dat de klok slaat. Ze hebben er nog één flesje cola en massa's bier. Aan dat laatste begint Torfs direct. Een oude versleten matras, een luxe vergeleken met onze opblaasbare matten, en een donker vies kot met zeer lekker warm eten. Eten dat men in normale omstandigheden misschien terug zou uitspuwen, maar ja voor ons is het goed en lekker genoeg. Hier zien we ook hoe de etenswaren en drank naar de hut worden gevoerd. Dat gebeurt met ezels. Een mooi zicht, het lijkt wel of de beschaving hier 200 jaar is blijven stilstaan. Buiten de vooroorlogse douche gerekend. Kakken doe je in een gat boven de rivier.
's Avonds zitten we te schaken en ik win toch wel zeker. 1-1 want Torfs heeft daarvoor al eens gewonnen. Ik ga een vuurtje vragen aan twee mensen met mijn vers gekochte sigaretten (ja, vers gekochte, ik heb al twee dagen niet meer gerookt). Zijn dat toch wel een Australische en een Antwerpenaar zeker, die hier voor een maand Roemenië komen verkennen. Na een tijdje gaan we bij hen aan het kampvuur zitten. We wisselen reisverhalen uit en vertellen wat over onszelf.
Wij en de Antwerpenaar Bart en de Australische Tracy besluiten samen terug naar de richel te keren. Ze houden er onmiddellijk een hels tempo op na. Ik begin stilaan zelf stilletjes dood te gaan. Eenmaal boven ben ik niet meer dan een lijk. De afstand die we daarna moeten doen is niet zo lang, maar het is elke keer een steile helling en een diepe afdaling met op het einde rotsklimmen.
Ondertussen nemen we afscheid van Bart en Tracy die terug naar beneden moeten. Op dat zelfde moment zit daar toch wel Costell en zijn dochter zeker, boven op een berg. We laten ze achter om op ons eigen tempo verder te trekken. Een beetje later schuift Torfs uit op het alsmaar gevaarlijker wordende pad. Bij die val krijgt hij een scherpe steen in zijn kont. Daarna blijft er een blauwe plek over.
We arriveren in de shelter vlak onder de hoogste berg van Roemenie: de Moldoveanu, 2544 meter hoog. Een vuil, maar ja goed genoeg kot om te overnachten, anders moeten we een uur zoeken om een vlak stukje te vinden voor de tent en we zijn te uitgeput.
Op naar de hoogste berg van Roemenië. De klim ernaartoe is een echte rotsklim, zwaar voor de kuiten en de benen. We klimmen op de richel en van daar gaat Torfs de tocht aanvangen via een zijrichel naar de Moldoveanu. Ik blijf zitten om krachten te sparen.
We trekken samen verder over enkele bergtoppen om vervolgens af te dalen via een steil pad naar cabana Podragu, waar ik een lekkere soep en Torfs een aardappelschotel eet. We zijn zo moe dat we besluiten af te dalen naar de grote vlakte in het noorden. We zijn de bergen zo moe als koude pap. Op de verdere afdaling loop ik heel mijn voeten open en Torfs zijn knieën hoor je van kilometers ver kraken.
We bereiken een andere cabana, drinken daar roselle, en vervolgen onze weg. Hoe langer de weg wordt, hoe pijnlijker voor ons lichaam. We beginnen de berg te vervloeken en te zagen dat we eigenlijk op vakantie zijn. Uren en uren lopen we, en wanneer we in het pikdonker de cabana bereiken zijn we meer dan veertien uur onderweg geweest. Stikkapot zijn wij.
De cabana zelf, waar we een bed krijgen voor 100000 lei, blijkt een hoerenkot te zijn. Een illegaal ding in Roemenië. We staan daar een half uur te wachten en zien het ene mooie meisje na het andere in pikante lingerie passeren. Op den duur hebben ze door wat we willen: een kamer, die we dus krijgen zoals reeds vermeld. We ploffen ons neer, drinken een pepsi en gaan maffen.
Na een korte en zware wandeling van het hoerenkot naar de bushalte in Victoria en een busrit naar Ucea, pakken we een stoptrein tot in Brasov. Deze trein stopt op elke denkbare plaats en is dan ook uiterst traag. In Brasov station aangekomen willen we een trein naar Sighisoara te pakken krijgen. Niet zo simpel, want we kunnen moeilijk aan de borden aan uit en de ticketverkoopsters kunnen geen Engels. We staan daar licht verdwaasd rond te staren tot daar de zimmerronselaar van Brasov komt vragen wat we willen. Een treinticket naar Sighisoara. Hij kijkt even op het bord en roept: kom, we moeten vlug zijn! De trein naar Sighisoara is een half uur te laat aangekomen en staat nu in het station. Vlug tickets kopen. We lopen naar de verkoopster, steken 20 mensen voorbij, spurten naar het spoor en komen te laat. Moe van het lopen komen we traag het stationsgebouw weer binnen. We kijken samen met de zimmerman naar het bord om te zien wanneer de volgende sneltrein naar Sighisoara vertrekt. Iets voor zes, dat is goed. Oh nee, zegt de zimmerman, er vertrekt nu een trage trein naar Sighisoara, snel. Weer spurten we naar een spoor en we komen op tijd. Wel met het verkeerde ticket, maar na wat onderhandelen met de conducteur van de goedkope traagrijdende trein mogen we in eerste klas plaatsnemen. Zo nemen we afscheid van de zimmerman en vervolgen onze weg.
2 uur 30 min later zijn we in Sighisoara aangekomen en worden verwelkomd door een zekere Christina. De zimmerman heeft natuurlijk zijn connecties in Sighisoara verwittigd. Ze neemt ons mee naar haar woonst waar we voor een schappelijke prijs kunnen overnachten. 's Avonds gaan we nog iets drinken en slenteren we door de oude straten, trappen en steegjes in dit door de tijd heen blijven stilstaan stadje. Prachtig, al die oude gebouwen.
We bezoeken eerst een plaatselijke markt voor ons ontbijt en gaan drie kleine museums bezoeken: het historisch museum, de folterkamer en een wapenmuseum. We doen een terrasje, doen wat aan sightseeing, doen nog wat terrasjes, gaan wat surfen op het net en gaan 's avonds een pintje drinken met een Japanees.
Deze nacht willen we de nachttrein naar Boekarest nemen. Zo, we laten onze bagage achter in de zimmer en trekken de stad in om treintickets te kopen. Nadat we dat gedaan hebben gaan we een adres opzoeken waar volgens Lonely Planet mountain bikes worden verhuurd. Daar aangekomen horen we dat dat niet klopt en dat we beter een kind zijn fiets huren voor de dag. Zo, onze planning voor de dag moet weer aangepast worden. We nemen de Lonely Planet door en na lang aarzelen besluiten we de bus te nemen naar Apold, waar volgens het boek een oude versterkte kerk staat. Enig probleem in deze situatie: om 14u45 vertrekt er een bus naar Apold, maar de eerstvolgende bus terug is om 20u30. Het is 16 kilometer van Sighisoara, maar we besluiten toch de bus te nemen en vijf uur vast te zitten.
Onze boemelbus zet ons af en de kerk blijkt gesloten te zijn. Er zitten een paar jongeren blijkbaar met ons te lachen en ik besluit aan hen te vragen wie ons de sleutel van de niet in gebruik zijnde kerk kan geven. Ze sturen iemand weg en vragen van waar we zijn. Belgia, antwoorden we. Belgia??? Do you know Diest? Yes we know, it's not so far from where we live. We stellen onszelf de vraag waarom nu ineens al die jongeren over Diest beginnen, tot opeens één van de jongeren ons roept: he is from Belgia, he is. We kijken verbaasd op en zien een jongeman en een meisje op de fiets naar ons toe komen. Blijkt dat een jongeman uit Laakdal te zijn die hier in een huis van een vereniging verblijft, samen met een vriend. Hij heeft hier een lief opgescharreld. Martijn is zijn naam en hij en zijn vriendin brengen ons naar het huis van de vereniging. Die vereniging helpt het dorp aan de nodige schooluitrusting en probeert de levensstandaard van het dorp omhoog te krikken, beetje bij beetje. We drinken nog een pintje bij deze vriendelijke Belgen, praten nog wat, en rijden daarna achter mee in hun kleine bedrijfswagen naar Sighisoara.
Na deze toevallige ontmoeting vergeet ik bijna te vermelden dat we met een hele groep plaatselijke jongeren de kerk bezoeken. De kerk is de mooiste die ik tot nu toe in Roemenië ben tegengekomen, en ze is wel degelijk versterkt met een wal en een imposante toren waar we in klimmen. Dit is de eerste keer dat ik in zo'n kerktoren kruip. Via allerlei onstabiele trappen komen we boven aan en genieten van het mooie uitzicht over het dorp en de omgeving. In het naar beneden gaan heb ik de kans om eens aan de koord te trekken om de klok te luiden. Toch maar niet doen denk ik.
Terug naar het vorige gedeelte. Aangekomen in Sighisoara doen we een gezellig terrasje, wisselen nog wat adressen uit en nemen afscheid. Waarna ik en Torfs tegen elkaar zeggen: dit is toch niet mogelijk, is dit nu toeval of niet dat we al die mensen hier tegenkomen. We gaan wat eten, nemen afscheid van onze gastvrouw als we onze rugzakken gaan halen en vertrekking richting station voor de trein iets na 1 uur in de morgen.
Na een lange rit in de nachttrein naar Boekarest komen we zonder slapen aan en vertrekken naar de hostel, waar we wat uitrusten en onze rugzakken achterlaten. Vervolgens zakken we af naar het consulaat van Moldavië, waar we proberen vandaag nog een visum te bemachtigen. Maar voor we daar geraken moeten we eerst nog de zeer onduidelijke metro gebruiken. Een ramp, we lopen constant verkeerd. Na een tijdje hebben we het door en kunnen we verder. Aan het consulaat aangekomen vullen we wat papieren in en als dat gebeurd is vraagt ze plots: dat is dan 60 dollar. We vragen of we kunnen betalen in Roemeense lei of Duitse mark. Nee, antwoordt ze, alleen dollar, en hebben jullie een pasfoto bij? Een pasfoto, nee. Die moeten jullie ook hebben. Ze geeft ons een uur om het nodige geld en de foto te bemachtigen. De foto is gemakkelijk, er staan van die fotokotjes in de metrostations, die bediend worden door oudere dames. Het geld is een probleem want als buitenlander mag je geen lei's omwisselen. Dan maar illegaal een exchange-kantoor vinden dat dit wil omwisselen. Dat lukt en na een spurtje terug naar het consulaat staan we ineens achter een rij Italianen. We staan daar een uurtje te koekeloeren in 39 graden tot we eindelijk binnenmogen. Daar zeggen ze dat we om vier uur moeten terugkomen.
We besluiten een terrasje te doen en rustig op een bank in het park te gaan zitten. Waar Torfs zich prompt plat op de bank legt om te slapen, om een uurtje later wakker te worden gemaakt door een politieman. We gaan terug naar het consulaat, waar we in een groep gaan staan van wel 20 mensen, die allemaal een visum nodig hebben. We staan daar te wachten en te wachten en te wachten. Het consulaat had niet beter gevonden dan al de mensen tegelijk te laten komen. Na een uurtje worden we mondjesmaat binnengelaten en eens we ons visum hebben moeten we ons spoeden om onze rugzak te halen en onze trein te halen.
In het treinstation worden we aan het loket aangesproken door twee Russisch sprekende mannen, die ons voorstellen om hun ticket te kopen. Hij zegt dat hij bij de trein hoort. Wij geloven hem niet, de man in zijn afgedragen voddenuniform, en we weigeren. Ze blijven aandringen en aandringen en wij blijven afwijzen en afwijzen tot we ons biljet aan de kassa hebben gekocht. We gaan het station binnen en kopen wat drank en snoep en de verkoopster rekent ons daarvoor absurde prijzen, wel drie verschillende. Ik maak me kwaad en zeg dat het niet juist is, maar ze wil het niet geloven en we betalen te veel. Wat later komt de man die de tickets wilde verkopen aan aan de trein en aan zijn gebaren te zien is hij zeer slecht gezind. Hij pakt ons ticket af bij het instappen van de trein en ik pak het kwaad terug af zodat hij niet kan zeggen dat ik geen ticket bij me had. Trouwens, het ticket dat hij wou verkopen hebben wij nooit gezien. Alsof dat alles nog niet genoeg is, is het in de trein een hete sauna. Mijn slotconclusie die avond: die ex-sovjets zijn klaar om in een vergeethoek geduwd te worden.
We komen aan in Chisinau, de hoofstad van Moldavië, nadat de nachttrein met ons erin manueel is overgezet op een ander onderstel om te passen op de bredere sovjet-sporen. Chisinau doet zeer westers aandenken. Het zijn rechte straten in blokvorm en het is er kraaknet, wel warm (40 graden). We vinden een hotel en trekken de stad in. Veel is er niet te zien trouwens, enkele musea en een park, maar wel veel terrasjes en vooral veel mooie meisjes, die ze hier op 't platteland komen kopen voor 100 à 200 dollar en dan voor vele duizenden dollars verkopen aan de twee voornaamste klanten: Italië en, jawel, België.
We zeggen tegen elkaar: wie had ooit gedacht dat we in dit godvergeten gebied binnen de ex-Sovjetunie zouden terechtkomen. Merkwaardig genoeg lijkt de infrastructuur en de levensstandaard hier wel hoger te liggen dan in Roemenië.
We slapen uit, waarna we proberen een bus te nemen naar Trebujeni. Daar schijnt een monnikenklooster (Orhei Vechi) te liggen dat volledig is uitgehouwen in de rotsen. We kopen, denken we, een ticket voor de goede bus. Maar wat is het geval, de bus rijdt naar een plaats 15 kilometer weg van Trebujeni in Orhei. Niets anders te doen voor ons dan enkele mensen aanspreken, zeker omdat er geen taxi te bespeuren valt. We komen terecht bij een oude man die ons voor 60 Moldavische lei naar het klooster wil brengen in zijn oude Lada (ja we zijn in de ex-Sovjetunie, Lada is de meest verspreide auto).
We zijn aangekomen bij de ingang waar er een klein museum is, en worden begeleid door een Franssprekende jongedame, die ons wat informatie vertelt. Verder komen we in het klooster terecht waar we de catacomben binnengaan onder een kerktoren. Er staat daar een monnik wat in het Moldavisch en Russisch te ratelen tegen wat inheemse toeristen, en na een tijdje leidt hij ons ook een beetje rond. Met de nadruk op een beetje, want de stukken die we mogen zien zijn tesamen maar net iets groter dan mijn appartement. Er is nog een museum, maar dat vinden we niet.
We gaan naar de bushalte waar om vier uur een bus zou moeten stoppen voor de rit naar de hoofdstad, de laatste vandaag. Niet volgens de Lonely Planet, maar ja, we hebben al ondervonden dat het boek in dit land al wat steken wil laten vallen. Een oude gammelbus brengt ons naar de plaatselijke autostrade: 50 meter breed, zonder middenberm. Daar stappen we over op een overvolle minibus, die na een klein uurtje terug de hoofdstad bereikt.
Torfs begint weer te melken over een inghetata (plaatselijke ijskreem) en na een terrasje krijgt hij eindelijk zijn zin. Bijna vergeten te vermelden, Torfs is gisteren weer zonder enige reden op de grond gevallen in het midden van de drukke winkelstraat.
We nemen de bus naar de niet erkende republiek van Transdniestr, het laatste leninistisch sovjet bolwerk van de wereld. Het is een afvallige provincie van Moldavië, met een eigen leger, eigen munt en eigen wetsysteem. We komen aan de grens en er wordt voor een visum gezorgd door een vriendelijke douanebeambte die goed Frans kan. Het visum is geldig voor drie uur. Aangekomen in de tweede stad van de republiek (Tighina alias Bender) zien we alleen maar grijze en grauwe betonblokken en straten. Er rijden bijna geen auto's. We gaan het standbeeld van Lenin bekijken, een Russische tank van de revolutie, een brug waar 700 soldaten voor zijn gesneuveld in de oorlog met het Moldavische leger. Enkele appartementsblokken met kogelgaten erin krijgen we ook te zien en verder nog de sovjet-stijl monumenten.
We moeten terug met de bus en aan de bushalte lijkt het loket gesloten te zijn. We staan daar maar wat rond te kijken tot ik aan twee mannen vraag waar het loket is. Ze zeggen wat in hun Russisch gebrabbel en kijken me vies aan. Ondertussen heeft Torfs iemand gevonden die toch behulpzaam is en hij gaat naar een loket dat blijkbaar gesloten is, en bonkt op het getinte glas. Er schiet een zure verkoopster wakker en deze snauwt de behulpzame man arrogant wat toe. Er wordt wat over en weer gepraat en het lukt hem toch om twee tickets voor ons te bemachtigen, waarna hij ons de juiste bus toewijst. Daarna kunnen we vertrekken.
's Avonds gaan we weer den dikken heer uithangen en weer eens lekker eten in chique etablissementen en terrasjes zoals we de vorige drie dagen niet anders gedaan hebben. We surfen nog op het net en verwachten mailtjes van onze vrienden, maar geen enkele voelt zich geroepen om te antwoorden.
We slenteren nog wat rond in Chisinau en Torfs gaat nog wat wijn kopen, waarna we de bus naar Iasi nemen. Iasi ligt terug in Roemenië. We geraken zonder al te lange wachttijden de grens over en ontmoeten op de bus ook nog een Roemeens-Amerikaan van L.A., waar we heel de busrit een praatje mee slaan. Aangekomen in Iasi gaan we nog wat surfen en drinken in het casino, waarna ik uitgeput op het bed van het hotel in slaap val.
We slapen uit, waarna we een stadwandeling maken. Naar het natuurhistorisch museum met een mooie collectie insekten. Bij het naar buiten gaan brabbelt de kassierster ons wat toe in het Roemeens, dat blijft ze enkele minuten doen tot ze ons teken doet om te blijven waar we zijn. Ik denk, wat is dat hier, hebben we iets verkeerd gedaan? We weten niet wat. Zoals in de voormiddag, toen we om ons ontbijt te nuttigen in een straatje liepen en er iemand vanop een balkon ons iets toeriep, bijna op Torfs zijn hoofd spuwde en een beetje later ook nog een glas bijna op onze hoofden kapotsmeet. Terug naar het museum. Na een tijdje komt er een Engelssprekende man aangewandeld en vraagt of er problemen zijn. Wij zeggen neen, want we verstaan niet wat de vrouw zegt. Oh, zegt de man, ze heeft mij er bijgehaald om jullie te vragen of jullie soms wat uitleg willen in het museum, ik ben namelijk bioloog. Nu wordt alles duidelijk. We bedanken de man voor de informatie over verdere bezienswaardigheden in Iasi en stappen verder richting het cultureel museum. Dat is gelegen in een groot schitterend paleis. We bezoeken het historisch museum en het techniekmuseum.
We wandelen verder, eten wat en gaan onze mail checken, om tot de vaststelling te komen dat er weer niemand op geantwoord heeft. 's Avonds kijken we vanop onze bedden nog naar de Champions League wedstrijd van Steau Bucharest.
We slenteren nog wat rond in Iasi, doen nog een terrasje, en vernemen in het internetcafé dat Anderlecht met 4-0 heeft gewonnen tegen Tiraspol. Ik weer gelukkig. We nemen de trein naar Boekarest en arriveren daar 's avonds laat. We zoeken nog iets om te eten maar eindigen met een zakje chips.
Na een barslechte nachtrust stappen we het centrum van Boekarest in. Richting House of the People, het tweede grootste gebouw ter wereld, na het Pentagon in Washington. Om het te bouwen moesten 20000 werkers vijf jaar lang in drie shiften werken. Eén zesde van het oude Boekarest werd ervoor platgewalst, waaronder 12 kerken, 3 kloosters en 7000 huizen. Dit alles werd gedaan om de droom van de dictator Ceausescu (Klaus voor ons) waar te maken.
We doen nog wat terrasjes en gaan naar de hostel om te zien of onze wasmachine haar werk heeft gedaan. Daarna spelen we nog een spelletje schaak, waarin ik weer eens win. We zijn vandaag ook nog twee Nederlanders tegengekomen (die kom je nu toch overal tegen, toen we in Moldavië waren kwamen we ook een horde tegen), die in tien maanden tijd over land van Singapore tot hier hebben gereisd. Ze gaan verder tot Nederland.
We bollen nog wat uit in Boekarest. Zo gaan we een stuwmeer bezoeken aan de rand van de stad, speciaal aangelegd door Ceausescu om "zijn" stad van een (gedeeltelijk ondertunnelde) rivier te voorzien met een continue aanvoer van water. Een vieze, vuile, stinkende bedoening, waar de lokale jeugd (zo te zien Roma) toch maar lekker in gaat zwemmen en spelen.
Terug naar de verkoelende schaduw op het terras van onze hostel, want het is hier bakkensheet. Daar spelen we nog ettelijke spelletjes schaak (you must be really good, zegt een andere gast, hij moest eens weten) waarin Bert de meeste spelletjes wint maar ik er toch ook een paar kan veroveren. We slaan ook nog een praatje met een paar Catalanen uit Barcelona. Af en toe ga ik vers koud bier halen in het winkeltje om de hoek, dat tevens dienst doet als buurtcafé (vermoedelijk vanwege de airconditioning).
's Avonds bekijk ik nog een vrij goede S.F. film (Engels gesproken met Roemeense ondertitels) met de andere gasten, waarvan iemand een fles slivovic bovenhaalt. Bert is er dan al ingekropen, maar tegen het einde van de film komt hij terug boven water. Wat is er, vraag ik, kun je niet slapen met al die mooie meisjes op onze kamer ? Nee zegt hij, het is hier party! Inderdaad, aan de overkant is er een trouwfeest aan de gang met loeiharde Turkse muziek, dat doorgaat tot zes uur 's morgens. En om zeven uur moeten we opstaan om ons vliegtuig te halen.
Na alweer een nacht zonder al te veel rust trekken we, vergezeld door een Deen, naar de luchthaven. Na enig gezoek en verkeerde doorverwijzingen vinden we eindelijk het loket van de Roemeense luchtvaartmaatschappij Tarom waar we moeten inchecken. Ons vliegtuig blijkt nog eentje met propellers te zijn, en de vleugels bovenaan, met een bescheiden kruissnelheid van 500 km/h. Na een vlucht waar ik toch niet 100% gerust in was landen we in Boedapest, waar we afscheid nemen van de Deen die hier nog enkele dagen gaat doorbrengen. Achteraf bezien hebben we spijt dat we dat ook niet geprobeerd hebben zo te regelen.
We moeten vijf uur wachten op de aansluiting met onze vlucht naar Brussel. Bert koopt een Lonely Planet van Mexico, waar hij in december heen wil gaan, en ik koop een omnibus met horrorverhalen, om de tijd te doden. Na vele uren kunnen we dan toch eindelijk vertrekken, deze keer met een vertrouwde Fokker 70 van Malev. Na aankomst nog een hele tijd wachten op onze vertraagde bagage, en dan terug richting Heist-op-den-Berg.
De reis zit er weeral op, en het is de mooiste die ik tot nu toe gemaakt heb. Ik neem me vast voor om nog meer met de rugzak rond te trekken, en mettertijd kom ik in het mooie, gastvriendelijke Roemenië ook nog wel eens terug.
Terug naar de reisverslagen pagina