Door Yves Van Roosbroeck (yvesvanroosbroeckpandorabe).
Vrijdagavond kwart voor acht. Binnen een kwartiertje zou den Thiele
en Lies mij komen oppikken, maar er is vertraging. Den Thiele belt
mij op om te zeggen dat het wat later zal worden, hij is gisteren op gang
geweest en… In afwachting beluister ik, met een glaasje wijn,
Nebraska van Bruce Springsteen. Deze man is trouwens het hoofddoel
van onze trip naar Parijs. Hij zal er zaterdag een optreden geven
in het Stade de France, waar men om en bij de 80.000 toeschouwers verwacht.
Twee uur later, de CD al lang uitgedraaid en de fles wijn leeg, draait
de langgerekte Citroen van de Thiele op mijn hof. Het gebruikelijke
‘Thielse half uurtje’ is twee uur geworden!
De rit vangt aan. Al vlug val ik, alweer op de tonen van de Boss,
in slaap, terwijl Lies de kaart leest en de Thiele rijdt. Voor hen
is het de eerste keer in Parijs en de drukke Périférique
baart den Thiele wel wat zorgen. Maar we moeten maar een klein stukje
ring doen en wanneer we daar aankomen, is het reeds half twee ’s nachts
en lang niet meer zo druk. Ons vooraf geboekt hotelletje in St Ouen
vinden we na even zoeken. Omdat we alledrie roken, nemen we een rokerskamer.
Men stuurt ons naar de vijfde verdieping en we krijgen een code mee om
de deur te openen. Kamer 560 draagt een ‘gehandicaptenlabel’ en we
vragen ons af wie van ons drie daar verantwoordelijk voor is. We
mogen hier dus roken, maar de handle van het enige raam is afgebroken en
verdwenen (of gepikt?) en we krijgen het raam niet open…
We waren verwittigd dat Parijs duur is. Daarom halen we onze
zelf-van-Belgie-meegebrachte 6 flessen wijn boven en leggen ons op het
bed van Lies en den Thiele. Daarboven hangt nog iets tegen de muur
wat ook voor een bed moet doorgaan. Dat zal mijn vertrek wezen.
De vaak komt laat en we doen door tot half zes in de ochtend.
Paris s’éveille wanneer wij gaan slapen…
Om tien uur opstaan is veel te vroeg wanneer je doorgeboerd hebt tot
in de ochtend, maar we krijgen maar tot half elf ontbijt, dus… korte pijn.
Broer Jan had ons gewaarschuwd, ‘Dat ontbijt in die Formula 1 hotellekes
is gene vette zelle, dat zijn zo wat cornflakes en wat toastjes met wat
spijs.’ Broer Jan had overdreven: er zijn wel ‘wat toastjes met wat
spijs’, maar geen cornflakes.
De buurt van St. Denis, waar wij logeren ligt in het noorden van Parijs,
vlakbij de Périférique en er zitten vele . Net
buiten het hotel is een marktje. Er lopen voornamelijk rond
en veel van wat er verkocht wordt, is ook materiaal uit zwart Afrika.
Beeldjes van olifanten en zebra’s en al. Maar er wordt ook ordinaire
rommel verkocht. Echte rommel dan, die zelfs in Heist op de rommelmarkt
niet meer te vinden is. Den Thiele:’Dat moeten ze zelfs in’t containerpark
niet hebben!’
Nadat we eens over de markt gelopen hebben, keren we terug naar ’t
hotel en maken ons klaar om het centrum van Parijs te verkennen.
We zoeken een metrostation en dat hebben we dankzij Lies’ alziend oog vlug
gevonden. De metro in Parijs is gebruiksvriendelijk en we hebben
al vlug te pakken hoe hij marcheert. We rijden tot aan de Sacre Coeur
en stappen daar uit. Zullen we straks hier de Boss tegenkomen? Toen
hij in Brussel was, werd hij gesignaleerd aan Manneke Pis en in Leuven
op het Ladeuzeplein en op de Oude Markt.
Van op de Sacre Coeur, die op de heuvel van Montmartre ligt kunnen
we een groot gedeelte van Parijs aanschouwen. Ik meen mij te herinneren
dat je van hieraf ook de Eiffeltoren kon zien, maar dat was 17 jaar geleden,
dus ik kan er naast zitten. Ofwel hebben de Fransen ervoor gezorgd
dat dit niet meer mogelijk is, want nu is er een soort kabelspoortje waarvoor
je moet betalen en vanwaar je wél de Toren kunt zien. Misschien
is er daarom voor gezorgd dat op de andere plaatsen het zicht op de Eiffeltoren
opzettelijk is belemmerd. Die Fransen toch!
Montmartre toont ons ook mooie tafereeltjes van schilders op het pleintje
en in de steegjes. Er zijn vele kleine restaurantjes, vaak met pianisten
als entertainers. Maar die prijzen! Niks voor ons. Het regent
wat en we keren maar stilaan terug naar het metrostation, want het uur
nadert waarop God in Frankrijk zal verschijnen. Aan het hotel eten
we nog vlug een betaalbare McDonalds en gaan ons dan opmaken in het hotel
voor het Grote Moment.
De metro brengt ons tot bij het Stade de France. We zijn mooi
op tijd, maar hebben nog geen tickets. Deze zijn wel besteld, maar
moeten nog worden afgehaald hier of daar. Lies informeert aan een
hokje waar iemand in zit, waar we moeten zijn voor onze tickets.
De prutser die in het hokje zit, verschaft weinig informatie, maar stuurt
ons toch ergens heen. Daar aangekomen zien we dat er een grote massa
volk staat aan te schuiven en de rij avanceert zeer traag. Moeten
wij nu hier aanschuiven? Na enig twijfelend aanschuiven valt het Thielse
oog op een loket naast de rij. Zouden we daar ons ticket niet moeten
gaan afhalen? Lies gaat weer informeren en…bingo. We hebben de tickets!
Nu moeten we in een andere rij gaan aanschuiven om binnen te geraken, maar
daar staat gelukkig veel minder volk. We zijn alledrie opgelucht
dat we onze kaartjes toch nog relatief vlug en zonder problemen hebben
bemachtigd!
Eens in het stadion en op het middenplein zijn we volmaakt gelukkig.
We are INSIDE!! Whaaw whaaw! Er staat nog niet zo heel veel volk
op het middenplein, dus we gaan zo ver mogelijk vooraan staan en installeren
ons aldaar. En nu nog twee uur wachten…
Donkere wolken overschaduwen het Stade de France. Er vallen enkele
lekken, maar een stortbui blijft voorlopig uit, al hangt ze wel in de lucht.
Zou het waar zijn, zou het gaan regenen? Dan krijgen we zeker en
vast Who’ll Stop The Rain. Wanneer het regent op één
van z’n optredens, speelt Bruce vaak deze mooie cover van Creedance Clearwater
Revival.
Het wordt half negen. Vijf minuten voor het concert aanvangt,
begint de stortbui en den Thiele en ik zijn aan het speculeren over welk
het openingsnummer zal zijn.
Daar komt de Boss op het podium gestapt met zijn E-streeters.
‘Bonsoir’, gaat het met een zwaar Amerikaans accent. En jawel, een
bijzonder krachtig Who’ll Stop The Rain rolt uit de gitaren. Een
eerste magisch moment onder een hevige stortbui, die niemand nog kan deren.
Daarna volgt het zwaar pompende titelnummer van de nieuwe CD The Rising.
Op de plaat heeft het lied mij nooit echt kunnen bekoren, maar live is
het nu al een klassieker. Lonesome Day volgt daarop. Dit tweeluik
The Rising/Lonesome Day was voorspelbaar, het komt voor in elke setlist
van The Rising Tour. Maar The Ties That Bind is weer een verrassing.
Dit ouwertje van The River is onverslijtbaar.
Voor ons staat een krullenbol die net iets te groot is en daardoor
geregeld ons zicht belemmert. Al geluk dat hij afwisselend nu eens
voor den Thiele, dan eens voor mij en ook eens voor Lies gaat staan.
Die krullenbol danst en springt enthousiast mee, maar kan absoluut de maat
niet houden. Hij zit er altijd verschrikkelijk naast met klappen
en springen. Dat is een hele kunst, dat kan niet iedereen!
Het up-tempo nummer My Love Will Not Let You Down volgt en daarna...nee
toch, is dat niet de intro van Trapped? Jawel! Eén van
m’n persoonlijke favorieten. Zeer stevig. Whaaw Whaaw!
Tijd nu voor wat rust in de setlist. Een mooie akoestische versie
van Empty Sky galmt door het stadion. De Boss huilt als een wolf,
bijgestaan door zijn vrouw Patti Scialfa, lid van de E-Street Band, die
jankt als een kat. Al was de versie van dit nummer in Brussel beter.
Daar deed hij het alleen want Patti was er toen niet bij. Patti’s
stem is naar mijn persoonlijke smaak niet echt goed en gitaar spelen kan
ze ook al niet. Ze slaat de gitaar altijd veel trager aan dan de
rest van de bandleden en volgens sommigen is haar gitaar zelfs niet eens
aangesloten. Misschien maar best. Eigenlijk staat ze er een
beetje voor spek en bonen bij. Het is dan ook hier dat haar nieuwe
bijnaam ‘Miss Spek en Bonen ‘ wordt geboren.
Nog een rustpunt van de nieuwe CD volgt. Het bloedmooie, zwaar
emotioneel geladen You’re Missing brengt tranen in de ogen van vele
toeschouwers.
Genoeg emotie nu. Waiting On A Sunny Day brengt iedereen weer
in een opgewekte stemming en pas nu komt de menigte echt in vorm.
Be True volgt en dan snijdt de smoelschuif van de Boss door ieders lijf
bij de intro van het niet kapot te krijgen The Promised Land. ‘On
a rattlesnake speedway in the Utah desert’ brengt mij in gedachten weer
naar Amerika, waar ik negen jaar geleden de muziek van de Boss heb leren
apprecieren. ‘I’ve done my best to live the right way, I get up every
morning and go to work each day’. Kippevel van de bovenste plank!
Worlds Apart daarentegen is een ‘skip’-nummer op de CD, maar live is
het best wel goed, dankzij het lang uitgesponnen gitaarduet van de Boss
en Nils Lofgren, technisch gezien één van de beste muzikanten
van de E-streeters. Het nummer kondigt op het eind het volgende lied
al aan. Drummer Max Weinberg mept de intro van het nog steeds zeer
populaire Badlands uit zijn polsen. Wild enthousiast beleeft ieder
het nummer op zijn manier. De krullebol volledig naast de maat.
Out In The Street volgt Badlands perfect op. In Mary’s Place
stelt Bruce de bandleden één voor één voor.
Big Man Clarence Clemons is de populairste. De zwarte saxofonist
krijgt het krachtigste applaus. Het is ook hij die triomfeert in
het volgende nummer Jungleland uit de CD Born To Run uit ’77. Into
The Fire, een nummer opgedragen aan de brandweerlieden die op 11 september
2001 gesneuveld zijn, sluit het eerste gedeelte van het optreden af.
De Boss en zijn E-streeters wuiven ons uit en verdwijnen van het podium.
Maar dat duurt niet lang, want de inmiddels bijna gek geworden fans roepen
het gezelschap weer op het podium. Bobby Jean zorgt ervoor dat het
feest gewoon doorgaat na deze korte onderbreking. Ramrod zindert
tot in de gelederen, valt dan even stil terwijl de bandleden de polonaise
dansen met de Boss op kop, en gaat dan weer onverminderd verder.
Born To Run volgt. Voor vele fans van het eerste uur is dit het nummer
waarop ze al de hele avond hebben zitten wachten. Bij dit lied gaan
naar goede gewoonte alle stadionlichten aan, zodat de Boss het publiek
volledig kan zien. Het is alsof hij hier bepaalt hoelang hij nog
zal doorspelen.
En welk nummer is dit? Ik kijk vragend naar den Thiele en hij kijkt
vragend terug. Wij, twee hardcore fans, kennen het nummer niet.
Achteraf blijkt het een cover te zijn en het noemt Seven Nights To Rock.
Het is de eerste maal dat hij dit nummer brengt op The Rising Tour, maar
het is ook het laatste lied van de eerste reeks bissers. Het gezelschap
neemt weer afscheid van het publiek, maar ook deze keer laten wij dat niet
zomaar gebeuren. Ze moéten nog eens terugkomen. We roepen
uit volle borst mee:’BRUUUUUUUUCE!!’ Het klinkt wel als boe-geroep,
maar de Boss weet dat iedereen zijn voornaam roept.
Het is gelukt, daar komen ze weer aan. Bruce nestelt zich achter
Roy Bittans piano en zet solo My City Of Ruins in. Prachtige versie,
veel beter dan op de plaat. Het is intussen weeral aan het stortregenen,
maar geen kat die daar nog erg in heeft of er zich aan stoort. Bruce
is sympathiek en komt even mee in de regen staan. Land Of Hope And
Dreams wordt op ons losgelaten. Max Weinberg drumt de ziel uit z’n
lijf! En dan de afsluiter, de mega hit uit ’84 Dancing In The Dark.
De menigte is nu helemaal gek geworden, haast niemand kan nog stil blijven
staan. Maar dan ineens is het echt gedaan. De Boss en de E-streeters
buigen diep en het lijkt wel alsof ze spijt hebben dat ze nu echt moeten
gaan. Weer worden ze teruggeroepen, maar nu zonder succes.
Een videoclip van een vreemde versie van Counting On A miracle verschijnt
op de schermen en maakt aan iedereen duidelijk dat het voorbij is.
Volledig overdonderd van het geweldige optreden verlaten we het stadion.
What a show! De Boss is en blijft dé grootste der aarde. Daar
bestaat geen twijfel meer over!
De terugrit naar het hotel met de metro verloopt vlekkeloos en we voelen
ons in de zevende hemel, want we hebben net God in Frankrijk gezien.
In de hotelkamer wordt de Duvel en de wijn opengemaakt en we zetten ons
op het bed. De hele nacht door bespreken Lies en ik de one-liners
van de Boss. ‘Poor men want to be rich, rich men want to be king
and a king ain’t satisfied ‘till he rules everything’. Maar ook ‘You
get used to anything, sooner or later it just becomes your life’ en ‘We
learned more from a three-minute-record baby than we ever learned in school’.
Den Thiele, die zich niet kiplekker voelt want hij had vandaag wat
darmproblemen, ligt er wat versuft bij en denkt er het zijne van.
Het is alweer half zes in de ochtend wanneer alles gezegd is en we onder
de lakens kruipen.
We ontbijten alweer op het laatste nippertje en maken ons dan klaar
om verder Parijs te verkennen. De reeds vertrouwde metro brengt ons
naar de Champs Elysées, een brede boulevard die ons te voet richting
Arc De Triomph leidt. Onderweg valt ons oog op een sterk uitvergrootte
collage van…Springsteen CD covers. Door de sterke uitvergroting hebben
de foto’s wel ‘ne grove korrel’ volgens onze specialist ter zake, den Thiele.
Ook is er een Citroen garage met een showroom waar men zowaar een sjieke
menu kan gaan nuttigen!
We willen boven op de Arc De Triomph gaan om van daar een goed zicht
te hebben op de Eiffeltoren. De Arc ligt in het midden van een groot rond
punt, waar de auto’s kriskras door mekaar rijden. Al sjans dat we
dit rond punt niet te voet moeten betreden want wie dat doet, riskeert
zijn vel. Er is een tunnel die ons veel veiliger tot bij de Arc kan
leiden. Door een staking van overheidspersoneel is de Arc echter
uitgerekend vandaag gesloten en we kunnen niet naar boven. Pech.
Dan maar te voet verder tot aan de Eiffeltoren om hem van dichtbij te bekijken
en misschien wel tot boven te gaan.
Aan de Seine krijgen we een goed zicht op de Eiffeltoren. Hoewel
nog steeds groot, lijkt hij mij toch wat gekrompen te zijn sinds mijn vorig
bezoek, nu dik tien jaar geleden.
We twijfelen wat, maar kiezen er uiteindelijk toch voor om met de lift
helemaal tot boven te gaan. De Boss moest er eens rondlopen!
We schuiven een half uurtje aan in de rij. We zijn op een gegeven
moment helemaal omsingeld door wat een horde Amerikaanse weight-watchers
moet zijn, aan de scherpe weywaywoy-klanken te horen en de meer dan omvangrijke
lijven te zien. Er zijn dan toch nog Amerikanen die niet vies zijn
van een reis in ‘Old Europe’!
Het is onze beurt om tickets de kopen voor de Toren. We willen
helemaal tot boven. Den Thiele: ’Ik zal dat hier eens regelen se.’
Gaat hij het in’t Frans proberen? ‘Tickets pour trois personnes…to the
top.’
Op de tweede verdieping stappen we uit om van lift te veranderen.
Hier hebben we al een prachtig uitzicht over Parijs. Nu pas zien
we de ware omvang van de stad, die evenveel inwoners heeft dan heel ons
eigen land. En nu beseffen we ook dat de kans héél
klein is dat we hier iemand van de E-streeters tegen het lijf gaan lopen.
We kunnen mooi de plaatsjes zien die we hebben bezocht: de Sacre Coeur
op de Montmartre, de Arc de Triomph en de Champs Elysées en…kijk
daar! Het Stade de France! Heel in de verte, maar toch nog duidelijk
te onderscheiden na wat zoekwerk. Daar gebeurde het gisteren allemaal,
daar was iets te doen…
Op de derde verdieping zien we eigenlijk niet veel meer dan op de tweede,
alleen zijn de gebouwen nog wat kleiner geworden. Het Stade de France
is nog steeds zichtbaar. Omdat het Stade de France net buiten de
Périférique ligt en de Eiffeltoren, waar wij nu opstaan,
min of meer in het centrum van Parijs, kunnen we mooi de omvang van Parijs
inschatten.
Een kijkje van op de Eiffeltoren is een absolute must en ideaal als
afsluiter van een bezoek aan Parijs. Door bovenop de toren 360º
rond te lopen en naar buiten te kijken, kan je haast alle plekjes in Parijs
herkennen die je bezocht hebt en zo binnen enkele minuten de hele reis
opnieuw beleven. Dat is die 10 euro en 25 cent zeker wel waard!
We dalen af en willen de bus terug pakken naar onze auto. ‘Dan
zien we onderweg nog wat misschien. In de metro zien we niks.’, zegt
den Thiele, zelf buschauffeur van beroep. Maar dat buskot is onvindbaar,
dus pakken we toch maar de metro. Lies heeft haar metroplan bij dat
we al het hele weekend gebruiken. Ze heeft het meegekregen van haar
papa, die ook al eens in Parijs geweest is. Het is nu dat den Thiele
ontdekt dat dat plan dateert uit 1975. Maar het is nog steeds up-to-date
zo te zien!
Ons vasthoudend aan de SARS-paaltjes van de metro, rijden we terug
naar de parking waar de langgerekte Citroen geduldig op ons heeft gewacht.
De muziek van de Boss wordt opgezet en we vertrekken naar huis. Op
de tonen van One Way Street rijden we nog één keer voorbij
het Stade de France. Het stadion dat voor ons vanaf nu voor altijd
onlosmakelijk zal verbonden zijn met die ene, geweldige avond met Bruce
Springsteen. En als de Boss weer eens terugkomt, dan zullen wij er
ook bij zijn! Dat is beloofd.
YVES VAN ROOSBROECK
Hallaar, Juni 2003