Een verslag van onze reis door Noorwegen (en Denemarken en Zweden), met de auto en de tent. Gebaseerd op het dagboek bijgehouden tijdens de reis door Bert.
Tekst door Bert Mylemans Typesetting, kaarten, foto's en bijschriften door Tom Torfs Opmerkingen of vragen:
Nota bij de kaart: de rode lijn geeft onze route aan. De driehoekjes geven de plaatsen weer waar we overnacht hebben, en de bijhorende cijfertjes komen overeen met het nummer van de afgelopen dag.
(klik op een dag om rechtstreeks naar de dagboek-entry van die dag te springen)
Ik arriveer bij den Torfs `s morgens vroeg. Hij is net terug van Rock Werchter. We laden nog wat spullen in en vertrekken voor 28 dagen met een auto vol eten naar Noorwegen. Woensdag moeten we de boot in Denemarken nemen richting Oslo. We rijden langs Duitse autosnelwegen door een miezerig weertje: regen, regen en nog eens regen, en dat bij 15°C. Het gaat wel vlot vooruit: we zijn vertrokken om half elf en arriveren, na het over en weer inhalen van een Nederlandse mobilhome op onze trip, om half tien `s avonds. Deze trip bracht ons 1040 km verder even ten zuiden van Frederikshavn (Denemarken).
We settelen ons tentje, koken ons potje, blazen ons matje en tellen ons schaapje.
Na een lange nachtrust gaan we het plaatselijke dorpje Saeby eens verkennen. En het is een juweeltje. Mooi geschilderde huisjes, vooral rood en oranje, sluiten op elkaar aan. We bezoeken de kleine jachthaven en de plaatselijke pizzeria.
Met de wagen rijden we naar Frederikshavn op verkenning. Het is hier dat we morgen de boot moeten nemen. Er is niet veel te zien buiten een grote winkelstraat waar ik drie handdoeken koop wegens vergeten bij mijn vertrek uit België.
We verkennen de omgeving en rijden door het glooiende landschap van noord Jutland met zijn licht beboste heuvels en verder grote prachtig goudgele graanvlaktes. Het is er dunbevolkt en op sommige plaatsen zou je zeggen dat het een wildernis is, buiten de ontelbare windmolens natuurlijk. Op elke 10 vierkante kilometer staat er wel één, je ziet ze overal.
Terug aangekomen op de camping volgt er een natte stortbui en na enkele pintjes in de plaatselijke bar gaan we dan ook slapen.
We staan vandaag op om 7u15, allé dat zeiden we gisteren, het is ochtend en geen van beiden heeft de wekker horen rinkelen. Het is 8u15, veel te laat om de boot te halen. We werpen onze tent in de wagen, betalen nog vlug de campingovernachting en spoeden ons naar de ferryterminal, waar we nog goed op tijd aankomen. Klaar voor 8,5 uur op de boot naar Oslo. We vertrekken met bewolkt regenachtig weer en vloeken daarop (op dat slechte weer), een paar uurtjes later verschroeit de zon onze huid en dan vloeken we daar weer op. Het is ook nooit goed voor ons.
We varen de Oslofjord via het Kattegat en het Skagerrak in. Links en rechts duikt de landmassa op. Hoe verder we de Oslofjord binnenvaren hoe smaller en hoe mooier. Links en rechts varen we langs beboste heuvels met mooi geschilderde houten huizen daartussen, en dit bij een stralend zonnetje.
We arriveren in de haven van Oslo en belanden in een heel onoverzichtelijke wirwar van borden en straten. We leren hier zelfs spookrijden en rijden uiteindelijk verkeerd, waardoor we terug Oslo stad moeten binnenrijden en de tol voor het binnenrijden van Oslo onnodig moeten betalen. Later vinden we toch nog een mooie camping met uitzicht over Oslo.
We besluiten later die avond de wagen te laten voor wat hij is en de nemen de bus naar het centrum. We eten daar nog een hap en na een korte stadswandeling keren we terug, om vervolgens om elf uur nog van voldoende zonlicht te kunnen genieten.
We hebben gisteren onze wekker en onze horloge gezet en we zijn weer verslapen.
We bezoeken Oslo. We rijden met de bus naar het schiereiland Bygdøy met de museums, waar we enkele oude vikingschepen bezichtigen. Niet zo interessant, er liggen er drie in slechte staat en nog wat prullen, het is zijn geld echt niet waard. Dat verandert wanneer we de Fram bezoeken, dit is echt de moeite waard. Dit is het schip waarmee Roald Amundsen zijn expedities naar de polen heeft gevaren. We wandelen nog wat door het schip en vervolgens nemen we de tram naar het Vigelandpark. In dit park staat het vol met beelden van naakte mensen van alle leeftijden, gemaakt door de heer Vigeland. Ik vind het maar niks.
We wandelen nog wat door de stationsbuurt en bezoeken nog de oude citadel van Oslo, en besluiten al een eindje verder te rijden richting Jotunheimen Nasjonalpark. We vinden uiteindelijk een mooie kampeerplaats in Otta, vlak naast de rivier. De muggen vinden het ook wel wat te aangenaam hier naar mijn goesting.
We slapen lichtjes uit deze keer en bezoeken het kleine dorpje Otta op zoek naar brood. We zoeken en we zoeken, we vragen en we vragen en vinden die bakkerij toch niet zeker. Oef, toch een bakkerij zonder reclame in een donker hoekje. We kopen er een brood dat we later op een verlaten bank naast de weg samen met onze zwanworstjes opeten.
We rijden via een tolweg naar de startplaats van onze trekking, Spiterstulen. De tolweg ernaartoe is een echte gravelweg, zoals ik die alleen uit een nabij verleden vanuit Australië en Afrika ken.
Aan de berghut ploffen we ons tentje aan de overkant van een rivier neer en worden begroet door enkele bedelende schapen en een witte poolhond. Op de koop toe heeft de berghut een zwembad, dat we naar alle waarschijnlijkheid niet mogen gebruiken. We koken onze nasi goreng en schenken nog meer als de helft daarvan weg aan een Tsjechisch koppel wegens te veel nasi goreng.
Onze eerste trekkingsdag. We gaan vandaag proberen de op één na hoogste berg van Noorwegen, de Glittertind, te beklimmen. Deze berg heeft een eeuwige gletsjer.
We verslapen ons weeral en vertrekken veel te laat. De eerste bergop is redelijk steil maar niet te erg en we komen aan op een weids plateau. De tocht verloopt redelijk goed tot we de Glittertind zijn flank opmoeten. Steil en vol losse rotsen. Uitgeput komen we boven aan, denken we. We zitten in de sneeuw en het is waarschijnlijk de gletsjer. Daar zijn we fout, de sneeuw is de vorige winter gevallen en nog niet weggesmolten. Het is er rond het vriespunt en het gaat nog steeds bergop door de sneeuw. We komen nog een laatste paar trekkers tegen en een poolhond (de vorige die we tegenkwamen iets naar beneden was een poolvogeljachtrenhond die de hobby had achter kleine piepende vogeltjes aan te zitten aan een hoge snelheid over scherpe rotsen). Die vertelden ons dat het "the fucking snow" is. We begrijpen niet goed wat zij willen zeggen en gaan verder ons ongeluk tegemoet. Het gaat nog omhoog en het wordt nog kouder, nog donkerder, en we zijn genoodzaakt onze reservekousen als handschoenen te gebruiken (dat heb ik geleerd van den Yves).
We komen terecht in een regenbui die overgaat in een hevige hagelbui en uiteindelijk in een regelrechte sneeuwstorm. We zijn letterlijk en figuurlijk aan het bevriezen. We denken er zelfs aan onze tent hier op te zetten, achteraf gezien waarschijnlijk je reinste zelfmoord.
We komen dan toch door dat moeilijke moment heen en vervolgen onze weg naar de berghut Glitterheim. Het was niet onze planning deze hut vandaag al te bereiken maar we zijn voor op schema, wel na 10 uur stappen en uitgeput tot en met.
De hut zelf is niets speciaal, met enkele zatlappen (het is zaterdagavond) die wat onnozel doen. We gaan dan ook bijna meteen slapen, maar niet voor onze afschuwelijk smakende trekkersmaaltijd te verorberen, bah.
Aangezien we doodmoe zijn na één dag wandelen en de planning zes dagen wandelen was besluiten we de trekking na één dag al af te breken en een pad terug te nemen naar onze vorige hut en autoparkeerplaats Spiterstulen.
Dit doen we door een pad te volgen rond de Glittertind. De kaart is ons goed gezind, de werkelijkheid niet. Na ons alweer te verslapen vertrekken we, en wat volgens de kaart een vlak pad hoort te zijn, is dat ook maar alleen als je Gulliver bent in Lilliput want de keien op dit pad zijn zo groot dat het meer keispringen is en hopen dat je volgende kei niet te los zit.
We komen aan enkele mooie meertjes waar we rustig wat muesli verorberen. We wandelen verder door het desolate maanlandschap en bereiken na vele zware kilometers en uren onze splitsing naar Spiterstulen. Van daaruit volgt er nog een zware afdaling en tegen dat we beneden zijn voel ik mijn benen, knieën en rug niet meer, allé ik voel ze maar al te goed waar ze zitten.
Bij aankomst in Spiterstulen rijden we rustig verder naar de andere kant van Jotunheimen Nasjonalpark. Een beetje zot als je weet dat het vertrekpunt van deze morgen misschien 20 kilometer door de bergen heen van ons verwijderd lag en we nu een honderdtal kilometer moeten rondrijden. Uitgeblust komen we aan op de camping.
Na veel getwijfel en dankzij de grote overtuigingskracht van Tom laat ik mij er toch toe aanzetten vandaag het meest bewandelde pad van Noorwegen te beklimmen en te bewandelen. Een zeer gemakkelijk pad, niet gevaarlijk over een smalle richel, het mooiste van Noorwegen: de Bessegenrichel. Je vaart ernaartoe over een gletsjermeer en komt terug over de kam al wandelend.
De beklimming naar de richel is zwaar en ik loop de longen uit mijn lijf (wat moet dat geweest zijn als ik nog rookte). Eenmaal boven zijn er naast een mooi pad lichte hellingen en afdalingen. Een luxe vergeleken met de vorige dagen. Het is er wonderbaarlijk mooi, afgezien van het miezerige regenweer. Je hebt een mooi uitzicht over Jotunheimen met zijn besneeuwde toppen, en prachtige zichten op twee bergmeren.
We naderen de top (1743 m) van de kam. Tot onze ontsteltenis zien we een bijna loodrechte wand, waarop we op handen en voeten klimmend naar boven kruipen. We voelen al de spieren in ons al zo broze lichaam en vinden het schandalig dat men beneden aan de berg geen waarschuwingsborden heeft gezet. Het is er echt levensgevaarlijk, zeker voor diegenen die naar beneden willen komen.
Eenmaal boven worden we verwelkomd door nog wat hellingen en ijzig koude wind en ijsregen. Naarmate we verder vorderen wordt het pad beter en gemakkelijker en dalen we ook lichtjes af met af en toe wel een steil gevaarlijk stuk.
Eindelijk beneden geef ik het stuur uit handen aan Tom en besluiten we het de volgende dagen wat kalmer aan te doen. Genoeg gewandeld voor nu, op naar Geiranger.
We slapen bewust uit vandaag en rijden naar het uitzichtpunt over de Geirangerfjord, wellicht het meest gefotografeerde uitzichtpunt van Noorwegen.
We rijden terug naar beneden en schuiven in de lange rij aan voor de ferry naar Hellesylt. Deze ferry vaart door de Geirangerfjord. Eenmaal aan boord worden we verwelkomd door de zeer steile flanken van de fjord, waarop boeren op de weinige plaatsen waar men een stuk kon vinden een huis zetten. Er waren zelfs plaatsen bij waar de bewoners van deze steile flanken hun kinderen vastbonden aan koorden, zodat zij er niet konden afvallen. Het waren de rijkste boeren uit de streek.
We varen langs de Zeven Zusters, zeven watervallen vlak naast elkaar die honderden meters diep de dieperik invallen. Het is een wonderbaarlijk schouwspel die Geirangerfjord, echte natuurpracht.
Aangekomen in Hellesylt tanken we en op weg naar Stranda nemen we wegens tijdsoverschot de weg naar Alesund. We lezen dat deze stad wellicht nog mooier is dan Bergen en hopen dat deze info dan ook klopt. We nemen nog een ferry en komen aan op een kleine, rustige camping genaamd Volsdalen.
Ons bezoek aan Alesund begint met een bezoek aan het Sunnmøre museum, een soort van kleinschalig Bokrijk met oude Noorse huizen in verschillende plaatselijke bouwstijlen. In één van de huizen zitten enkele oude vrouwtjes wat wol te spinnen en wat kant te haken. Er zit er zelfs eentje bij die ons laat proeven van een soort traditionele pannenkoek met een motief in. We bezoeken daar ook nog een loods waarin men oude gerestaureerde boten tentoonstelt.
Onze verdere verkenning brengt ons na een kronkelige bergop boven op een heuvel boven Alesund, waarop we een betonnen uitkijktoren beklimmen die een prachtig uitzicht biedt op Alesund en de vele mooie eilanden.
We bezoeken wegens goedkoop nog maar eens de plaatselijke McDonalds (gisteren was het ook van dat).
We brengen een bezoek aan het aquarium. Dit is een nieuw gebouw waarin er zich een enorme variëteit aan Atlantische vissen en dieren voordoet. Er zit zelfs een zeehond genaamd Nemo. Het is werkelijk een prachtig museum.
We zakken terug af naar onze camping en slaan nog een praatje met onze Franse geburen. Het is een hele groep jongeren die samen met begeleiding een tocht door Noorwegen ondernemen.
We slaan onze Hoegaarden en Stella aan en aan het eind van de avond schiet er van onze smokkelwaar maar weinig meer over.
Den Tom gaat nog een duik nemen in het Atlantisch fjordenwater en na een mooie dag gaan we dan ook voldaan slapen.
We rijden richting Trondheim, de derde grootste stad van Noorwegen. We rijden via de Trollstigen, een bergpas met 12 haarspeldbochten en dit over dikwijls één enkel vak. Bovenaan de weg worden we door een strakke wind bijna weggeblazen. We nemen nog enkele mooie foto’s van de prachtige watervallen die de pas doorsnijden.
Aangekomen in Trondheim checken we in in het InterRail Centre, het plaatselijke hostel zeg maar. Het gebouw lijkt wel een oude operazaal.
We eten nog een pita en bezoeken de oude stad Trondheim, waar nog oude loodsen in verschillende kleuren naast het water staan.
’s Avonds kunnen we de verleiding weer niet weerstaan en slaan we in het plaatselijke bier. We checken ook nog onze mail en na enkele pinten begeven we ons naar de kamer. Het is de eerste keer in 10 dagen dat we in een bed slapen in een gebouw, daarvoor sliepen we altijd in de tent. Achteraf gezien slaapt de tent toch beter dan zo een volle beddenzaal, zeker als de bedden enorm piepen.
We bezoeken de oude kathedraal van de stad en enkele oudere Duitse mensen duwen ons de dure zelfklevers op het lichaam die dienst doen als inkomticket voor de kerk. Het is een gotische kerk, zeer donker vanbinnen. Ze stamt uit de periode dat Trondheim nog de hoofdstad van het Noorse rijk was. We bezoeken het Zweedse fort op de heuvel en leren daar nog wat Noorse geschiedenis van een vriendelijke dame.
We vervolgen onze weg richting Bodø. We rijden door een heuvelend landschap met veel boerderijen en graanvelden, waar het water nooit ver weg is. Deze velden gaan later over in dichte bossen en naarmate we noordelijker rijden komen we steeds minder huizen tegen. De wildernis nadert.
We bezoeken een prachtige waterval en eindigen de dag in het dorp Korgen op een mooie camping gelegen naast de rivier. Er is een mooie zithoek voorzien van een TV en zetels. Het is de eerste keer in 12 dagen dat ik nog eens echt even TV kijk. Dat in een zetel zitten is even lang geleden en neem van mij aan, het is een luxe, die zetel.
We bezoeken deze middag op de weg naar Bodø in Mo i Rana de Grønligrotta, een jonge grot uitgesleten in de leemsteen. We passeren de ondergrondse rivier en kruipen door de smalle gangen.
Na een klein uurtje bereiken we via de Arctic Highway de noordpoolcirkel. Er is bijzonder weinig te zien buiten enkele merkwaardige steenhopen. We bevinden ons nu wel in arctisch gebied.
Verder op de weg naar het noorden zien we hoe politiemensen en ambulanciers het meest mogelijke doen voor een verongelukte jeep met caravan. Het is een enorme verwoesting: de wagen en caravan zijn van de weg geraakt en zijn na enkele keren tollen enkele meters lager terechtgekomen. Van de bestuurders hebben we geen nieuws.
We rijden bij stralend zonlicht en een heldere hemel Bodø binnen en rijden onmiddellijk de camping op. Daar plaatsen we onze tent en kopen nog wat douchejetons. We trekken naar de toeristinfo en informeren naar de vertrektijden van de boot morgen naar de Lofoteneilanden. Aan de balie vertellen ze ons dat de boot om 10u ‘s morgens vertrekt en dat als we erop willen we nu al in de lijn moeten aanschuiven omdat we geen reservatie hebben. Het is nu nog maar 19u in de avond, moeten wij daar 15u gaan wachten en de nacht doordoen??? Wacht, er is nog een boot om 2u ’s nachts, die kan je ook nog nemen, er wil toch niemand op; alhoewel, misschien toch wel, ik zou best nu al gaan aanschuiven in de wachtrij, vertelt men ons nog aan de balie.
Mooi zeggen wij, hier staan we dan. We moeten onze auto in de lijn gaan zetten en onze camping is betaald. Het is nogal ver om de auto achter te laten en op de camping te gaan slapen. Zo, wij onze tent terug afbreken en nog vlug een douche nemen. We zetten onze wagen in de wachtende rij auto’s en vrachtwagens, en stappen nog even het centrum in, waar we de Burger King bezoeken en het plaatselijke pilsbrouwsel uitproberen kostprijs 49 NOK per pintje van 50cl, ca. 270 oude Belgische franken (6,68€). We drinken er wijselijk maar 2 per man.
We badmintonnen nog wat na op de ferryparking bij een mooie zomeravond (en nacht). Het is er om 2 uur ’s nachts nog licht. Wat zeg ik, het wordt hier deze tijd van het jaar niet donker.
Een rustige ferrytocht brengt ons in een drietal uurtjes naar Moskenes. De Lofoten doemen voor ons op. Deze eilandengroep is gekend voor zijn steile, hoge, spitse toppen en zijn schilderachtige vissersdorpjes. We bezoeken de zuidelijkste punt in het dorpje A, en snuiven al vlug de visstank op.
We bezoeken ook Reine, door velen beschouwd als het mooiste dorp van Noorwegen, het heeft er inderdaad veel van weg. Om nog een mooier uitzicht over Reine te bekomen kan men via een steil pad een piek beklimmen. We gaan op zoek naar dit pad. We zoeken en vinden het niet. Dan gaan we af op wat lijkt op een pad en komen uit bij het drinkwaterreservoir. Tom probeert nog verder naar boven te klimmen, maar daarvoor moet hij eerst een steile wand over met daaronder een meer. Via een touw lukt hem dat. Na een tijdje komt hij terug met het nieuws dat boven geen pad meer is. Dit probeert hij opnieuw aan de andere kant van het meer, en ook daar blijkt geen pad.
We rijden dan maar verder tot Ramberg, waar we onze tent opzetten en een tijdje platte rust houden. We hebben op de nachtboot bijna niet geslapen en hebben de rust hoognodig. Na een tijdje begint het geschreeuw van honderden meeuwen en koken we onszelf een lekker pot puree en gaan we na wat te badmintonnen terug slapen, maar niet voor een verfrissende duik van Tom in het poolwater. We moeten om halféén terug op om de middernachtzon te aanschouwen.
Om halféén ’s nachts begeven we ons naar een uitkijkpunt en zien we de rotsen prachtig van kleur veranderen. In de verte zien we de zon zakken zonder te verdwijnen en een beetje later stijgt ze terug. Er zijn nog veel mensen wakker. Het is terug ochtend en de zon is niet onder geweest. Het is de eerste keer deze reis echt voortreffelijk weer. Er waren nog wel zonnige dagen, maar niet zoals vandaag.
We slapen even uit en nemen het besluit vandaag een fietstocht te ondernemen, zo’n 30 km over een golvend landschap. We beginnen de weg over het asfalt en komen terecht bij twee steile bruggen. Echte kuitenbijters. We rijden door enkele stadjes, nou ja stadjes, dorpjes, nou ja dorpjes, gehuchtjes, nou ja gehuchtjes… Wel, we weten niet wat het was, maar het waren enkele huizen. Er is hier slechts één kerk op het hele eiland.
Na een tijdje fietsen ruimt het mooie asfalt plaats voor een gravelroad. Deze is nog goed berijdbaar. De weg die we volgen is een dead end, en we keren dan ook op onze sporen terug. We komen terecht in een baai waar het eb van de zee kleine enclaves van zeewater heeft doen ontstaan. Het is daar dat we vele honderden visjes en enkele krabben en platvissen kunnen bewonderen.
Moe maar voldaan keren we terug en houden ons de rest van de dag rustig bezig met niksen.
We rijden vandaag richting Svolvaer. We stoppen onderweg in Nusfjord en bezoeken dit toeristische plaatsje redelijk vlug. We zoeken nog een pad op een berg, maar naar goede gewoonte vinden we dit natuurlijk niet.
We zoeken een plekje om te vissen. Iedereen die we tegenkomen vraagt ons altijd "gaan jullie vissen?". We gaan dus vissen, alleen waar?
We rijden een zijweg van de E10 in en komen terecht in een of ander onbeduidend huizenverzamelingetje. Geen goed plekje en we rijden door naar Ballstad. Er zat vis, veel vis, maar klein, te klein, en er zaten krabben. Maar niemand buiten een krab wou aan Torfs zijn visje bijten. Tot hij het te ver en te diep uitgooide en dan was hij het kwijt (zijn visje).
We komen aan in Svolvaer en zoeken een nieuw visje en een biertje maar vinden in de twee supermarkten niet wat we nodig hebben. Dit is wel een van de grootste dorpjes van de Lofoten, een ruwe schatting ca. 15000 inwoners (het blijken er later slechts 4000 te zijn).
We planten onze tent vlak naast een baai neer in een prachtige omgeving tussen bloederige zuigers.
We rijden richting Nyksund. Onderweg nemen we een ferry en aan de andere kant van de baai vinden we een winkel met enige visspullen. Tom koopt hier twee nieuwe visjes en een pintje. Nyksund was tot voor kort een spookstad, tot dat een groep investeerders er geld instak om het te restaureren. Jongeren uit heel Europa helpen bij dit karwei. Het resultaat is enkele schitterend gerestaureerde gebouwen, maar er is nog veel werk voor de boeg. We verlaten het pittoreske zeeplaatsje en rijden via de smalle kronkelige gravelweg naar Myre. Hier vinden we een camping.
Even daarvoor hadden we getankt. Er bleken twee soorten diesel te zijn. Enkel tankbeurten eerder was er ook zo’n geval: de ene soort diesel kost 5,80 NOK en de andere soort 8,40 NOK, een groot verschil. Ik ben niet zot en tank de goedkope diesel natuurlijk. "Avgiftsfrei" staat daat op, nieuw 2000. Dat zal wel nieuwe, milieuvriendelijke diesel zijn zeker ? Tot mijn euro valt. Ik ben belastingvrije diesel aan het tanken, deze dient voor tractoren en publieke voertuigen. Ik doe navraag in die winkel en het klopt, we zijn aan het frauderen.
Terug op de camping wil ik weten welke kleur deze diesel nu wel heeft en ik rol een blad papier in een rolletje op. Ik steek dit ver genoeg in de dieseltank en trek het eruit. Wat gebeurt er nu? Het papier scheurt middendoor, de helft eruit en de andere helft nog gekneld binnenin. Onze buurmannen, Hongaren, vragen we om een grijptang en we proberen daarmee het papier uit de tank te krijgen. Dit alles gebeurt onder het bedenkelijk oog van de Hongaar. Na een laatste poging slagen we erin een stukje los te wrikken, het andere valt erin. Nu weten we wel welke kleur deze diesel heeft, geel denk ik.
Het is stilletjes aan etenstijd aan het worden, maar het regent en een groep Franse jongelui heeft de keuken ingepalmd. Er zit ons niets anders op dan via de koffer van de wagen een ingewikkelde constructie op poten te zetten met behulp van een zeil, en dit onder het bedenkelijk oog van onze Hongaar en een Friese familie.
Na ons potje gekookt te hebben gaat Tom nog vissen met zijn nieuwe visjes. We werpen het visje in het water en dat visje wordt onmiddellijk achternagezeten door vele kleine, echte visjes. Deze zijn wel te klein om op te eten maar we vangen er wel twee, die ook weer terug van onze haak vallen. Onder het wateroppervlak zitten prachtige slakken en krabben en een enorme zeester.
We houden ons nog wat bezig met de kleine visjes tot Tom zijn lijn vastzit, we weten niet in wat. We proberen deze los te wrikken, maar het lukt niet. Tom heeft ondertussen een eenzame boot zijn roeispaan geleend en samen proberen we het visje terug boven te krijgen.
Na lang proberen komt de Hongaar met een bootje aanvaren en hij kijkt bedenkelijk onze richting uit (die denkt in zijn eigen: wat zijn die nu weer aan het doen?). Na lang aarzelen besluit Tom een ijzeren staaf te nemen die hij eerder op de weg zag liggen. Ik en de Hongaar (die een beetje verder bezig is) zien hem afkomen met een buis van wel vijf meter lang en acht centimeter in doorsnee. En zwaar dat die is. De Friese familie die op wandel is en de Hongaar en ikzelf kijken heel bedenkelijk toe hoe Tom daar met die staaf komt aangehold. De Fries roept nog na "is dit voor jullie zeilconstructie?". Eenmaal deze staaf in ons bezit duurt het niet lang meer voor ons visje boven water is. Het zat vast in een touw op de zeebodem.
Vandaag is de grote dag: we gaan "Walen" zien, walvissen. We hebben ons ingeschreven voor een walvissafari op open zee en vertrekken uit het dorpje Stø. In Stø laten we ons vangen door goedkope broodjes te kopen in de winkel en we gaan dan ook terug om een echt brood te kopen, en dit onder het waakzaam oog van de Hongaar die toevallig ook in dit dorpje aanwezig is.
Onze tocht door walvisland begint eerst met wat uitleg over deze prachtige dieren. Even later vertrekt ons omgebouwd vissersschip richting volle zee. Onderweg komen we een rotsig eiland tegen met daarop een woonst met vuurtoren. Deze is verlaten midden jaren 80. Op dit eiland zien we ook honderden papegaaiduikers (puffins) en enkele zeearenden, alsook vele eenden en meeuwen. Zelfs twee eenzame zeehonden strelen ons oog.
We varen steeds verder van land tot er een roep van vanvoor op het schip weerklinkt: walvissen voor het schip, pilot whales! (griend blijkt later de Nederlandse vertaling voor dit type walvis te zijn) Een tiental zwemt naast onze boot, klein en groot. We genieten bijna een volledig uur van deze prachtige dieren. Jammer genoeg kan ik moeilijk beschrijven wat wij hier zien, ik stel voor naar de foto’s te kijken.
We varen verder en zoeken in deze woestijn van water naar potvissen (sperm whales). Deze zijn te vinden doordat het luchtgat links op hun hoofd het water in een straal onder een hoek van 45 graden doet opspatten, wel 2 meter hoog. We vinden er twee maar voor we dichtbij kunnen komen laten ze hun staart zien en duiken naar de diepzee op octopusjacht.
We rijden via Narvik (waar we even door het stadje wandelen) door naar Zweden. Op onze doortocht door de hoogste toppen van Zweden ontmoeten we verschillende elanden in het midden van de weg. Voor de rest zijn hier alleen bomen (berk en den) en een zeldzaam dorpje of huisje. Het landschap wordt steeds vlakker met nog hogere bomen en de grootste stad in het noorden van Zweden: Kiruna, 25000 inwoners.
We stoppen nog op een wegrustplaats en bewonderen het lokale evenement. Dat is een muziekbandje naast de rivier, die spelen voor mensen uit de verre omgeving.
We komen aan in Luleå, een grotere stad aan de Botnische Golf (Oostzee). Daar drinken we nog een laatavondpintje voor een redelijke prijs: 180 BEF (4.50€).
We slapen zeer lang uit, 10u30, en vertrekken dus zeer laat vandaag voor onze trip naar het zuiden (de beschaving). We wijken af naar het stadje Skellefteå, waar we door de belangrijkste winkelstraat slenteren. We bezoeken een nederzetting van een honderdtal oude houten huizen en de langste houten brug in Zweden. Op onze verdere weg naar het zuiden slaan we een gravelroad in om het platteland te verkennen. Bossen, met hier en daar een boerderijtje met wat land en vooral veel muggen. We stappen in Ratan nog tot aan de Oostzee, waar nog een belangrijke slag in de geschiedenis van Zweden heeft gewoed, namelijk die tussen Zweden en Rusland. Mede door deze slag heeft Zweden Finland aan Rusland verloren in 1809.
In de late avond vinden we nog een camping en pikken we onze tent neer.
We arriveren in Stockholm, de hoofdstad van Zweden en ook de grootste stad met 1,6 miljoen inwoners. We rijden met de metro naar het centrum, het eiland Stadsholmen met het historische centrum Gamla Stan. Dit eiland is doorsneden met smalle steegjes en straatjes. Ook het koninklijke paleis is er gevestigd. Stockholm is gevestigd op eilandjes. Dit korte maar plezante bezoek aan Stockholm eindigt met regen.
We rijden verder zuidwaarts en komen terecht in noodweer met stortregens. We besluiten maar een bungalow te nemen en op de camping in Linköping sturen ze ons naar de universiteitscampus waar we een kamer met WC en douche kunnen huren. Het eerste echte bed in drie weken. Een prachtige keuken en zithoek met TV.
In het centrum van Linköping bezoeken we nog de oude kathedraal en kopen ons beleg. Al vlug vervolgen we onze weg. Onderweg volgen we een bord "kerkruïne" en we komen terecht aan een ruïne. Het is een kerk die in de 16de eeuw door de Denen is verwoest. Een beetje verder op de weg lijken er enorme mollen rechts van de weg te zitten. We stoppen er en lezen dat dit grafheuvels zijn uit de vikingtijd, het jaar 1000-1100. Onder deze heuvels zijn de urnes begraven. Verder langs de weg komen we nog zulke heuvels tegen.
Het begint weer te regenen en als we aankomen op de camping in Älmhult lijkt daar geen einde aan te komen. We blijven zo enkele uren wachten en besluiten de tent dan toch maar in de regen op te zetten. We worden nat en als de tent rechtstaat stopt het met regenen en klaart de hemel op.
We pompen onze rubberboot op en gaan een eindje het meer op varen. De boot is nu ook getest, hij heeft geen lek. We zijn min of meer droog terug aan wal geraakt.
Tom vaart ’s morgens het ruime sop tegemoet terwijl ik fotograaf speel. Hij neemt ook nog een frisse duik in het diepe water.
We rijden door het bosrijke en meerrijke gebied op zoek naar interessante natuurplekjes, en stuiten op een moeras met berkbomen dat in 1992 volledig is afgebrand. In het midden van deze onherbergzame streek zijn er enkele hogere bulten. Het was hier dat een aantal families enkele decennia lang aan kleinschalige veeteelt deed en dit afgesloten van de buitenwereld.
We komen verderop nog een mooi natuurreservaat tegen en maken een wandeling door de weidse bossen. Er zijn enkele weitjes die in 200 jaar nog niets zijn veranderd. Ze worden omheind door een stenen muur.
We wandelen door het bos en worden van alle kanten bestookt door stekende insecten. En we staan hier in onze korte broek. ’s Avonds wordt bij mij de balans opgemaakt: 50 beten op mijn linkeronderbeen, en dan ben ik gestopt met tellen. Mijn rechterbeen stond ook vol en mijn hoofd en mijn armen.
Vandaag verlaten we Zweden voor Denemarken. Onderweg stoppen we aan enkele grafheuvels uit de vikingtijd en ook nog aan een kerkje (weeral een kerk).
We passeren Lund en bezoeken daar de prachtige botanische tuin met zijn serres die vol staan met prachtige tropische en woestijnplanten. Het mooie hieraan is dat het gratis is. We wandelen door het historisch centrum en bezoeken de kathedraal die de tweede oudste is van Zweden, gebouwd door de Denen die deze streek voor eeuwen bezet hielden.
We naderen Denemarken en zien voor ons de enorme brug die Zweden met Denemarken verbindt opdoemen. Ze is enorm en is dan ook de langste van zijn type. Eenmaal de brug over rijden we nog een lange tunnel door en komen terecht in Kopenhagen, de hoofstad van Denemarken (1,5 miljoen inwoners).
’s Avonds laten we ons bedienen met een fris pintje in de plaatselijke pub. Achteraf missen we nog onze bushalte en kunnen we te voet verder.
We bezoeken iets voor de middag de oude brouwerij van Carlsberg, de nationale trots. Samen met Tuborg één van de handelsmerken van het kleine Denemarken. We wandelen langs door stoom aangedreven machines, paardestallen en komen terecht in de bar waar we onze dorst gratis kunnen lessen met het gouden vocht.
We beginnen aan de wandeltoer door het centrum. Deze gaat voorbij enkele historische gebouwen zoals het stadhuis. Dit gebouw is van binnen tien maal mooier dan van buiten. Binnenin bevindt zich een enorme zaal, rijkelijk versierd in verschillende kleuren. Even verderop stappen we binnen in een toren van waarop we zicht hebben op de skyline van de hoofdstad. Nu ja, skyline, Kopenhagen is veelal een stad zonder hoge gebouwen. We zien wel in de verte de enorme grensbrug liggen.
We komen aan in de ferryhaven waar net een enorm ferryschip vertrekt. Even verderop bezoeken we het wereldberoemde beeldje "de kleine zeemeermin".
We keren terug naar het centrum via de oude citadel en stappen door naar Christiana. Dat is een oud militair kamp dat in de jaren 70 door hippies is gekraakt. Ze hebben hun eigen wetten. Er wordt openlijk drugs verkocht door de vele versleten hippies, antiglobalisten en milieuactivisten. Marginaal volk. Er is zelfs een kindercrèche voorzien. Die zal waarschijnlijk dienen om de kindjes in te stoppen zodat de ouders zich te goed kunnen doen aan de vele hasj die hier te koop is. Het is er vuil en smerig en het stinkt, er valt niet veel mee aan te vangen. We verlaten dit oord dan ook alweer vlug.
We slenteren nog wat langs enkele oude gebouwen en onze benen beginnen te klagen. Genoeg geslenterd voor vandaag, we gaan slapen.
We rijden westwaarts vandaag richting Duitsland. We stoppen nog in Roskilde, bekend van het festival en van de beroemde kathedraal. In deze kathedraal liggen de stoffelijke resten van 36 koningen van Denemarken. De kathedraal op zich is niets speciaal. Lelijk zelfs, een rode bakstenen kerk. De sarcofagen daarentegen zijn prachtig, en er zijn er honderden aanwezig. Al deze sarcofagen en kisten zijn prachtig versierd, de één met stenen beelden, de ander met smeedwerk en de ander weer met prachtige schilderingen of mooie stoffen bekleed.
In Trelleborg bevinden we ons temidden van een vikingfort, omringd door een aarden wal. Het museum toont verschillende gevonden voorwerpen zoals speren en zwaarden alsook kleding en botten. Ook nog enkele skeletten van vikings zijn bewaard gebleven. De reconstructie van het vikinghuis is ook de moeite waard.
Na dit afscheid van de vikings rijden we verder Duitsland binnen en rijden we richting thuis. Eenmaal voorbij Bremen springt er bij mij de gedachte in door de rijden tot België. Het is 8 uur ’s avonds wanneer we besluiten door te rijden tot thuis. We naderen de grens tussen Duitsland en Nederland al vrij laat en met een bijna lege tank. We hebben op 250 km over Duitse autobahnen geen enkel tankstation tegengekomen. We zijn dan ook heel blij wanneer we het eerste Nederlandse station tegenkomen. Het was al van Kopenhagen geleden dat we nog getankt hadden. En zo rijden we om 12u ’s nachts België binnen. Om halféén komen we aan in Heist en zit onze reis erop. Het is goed geweest. Op naar de volgende.
Terug naar de reisverslagen pagina